Camee

Pas geleden stond ik oog in oog met een van de drie grootste cameeën ter wereld. Normaal ligt de camee in de schatkamer van het Geldmuseum, maar voor de tentoonstelling Eyecatchers was hij samen met 99 andere topstukken uit de kluizen gehaald om even te schitteren.

Hij stond in een vitrine, in een verduisterde ruimte, subtiel belicht door een spotje. Het was een mythische afbeelding van keizer Constantijn de Grote met zijn gevolg, gemaakt in 315 na Christus. Om de camee zat een gouden rand, belegd met robijnen en smaragden die mysterieus glinsterden in het licht van het spotje. Een museummedewerker vertelde dat het weinig had gescheeld of het pronkstuk was verloren gegaan: een Amsterdamse koopman had de camee meegegeven met de bemanning van de Batavia om haar in Azië te verkopen. Maar het schip zonk en de camee verdween in zee. Als een wonder werd ze teruggevonden op het Australisch koraalrif en kwam zo weer in Holland terecht. Daar kocht Koning Willem I in 1823 de camee voor 50 duizend gulden.

En toen kwam de suppoost met een spannend nieuwtje waar zelfs kinderen stil van werden: De Nachtwacht leverde in die tijd 35 duizend gulden op… Meer mocht hij niet zeggen over de waarde van de camee, maar ga toch eens rekenen…
Ik bleef ernaar kijken, naar dat melkachtig wit-blauwe halfedelsteen sardonyx. Zo precies bewerkt. Het maakte me stil.

Het was zo’n moment waarop er alleen schoonheid is, denken even niet bestaat, blokkades in je lijf verdwijnen en je die twinkeling voelt die volgens mij de drijfkracht van ons bestaan is. Dat kun je ook voelen tijdens een prettig gesprek met iemand of bij het horen van mooie muziek. Of tijdens een intiem moment met je kind, zoals ik gisteren had.

Ik kroop bij mijn dochter in bed omdat ze niet kon slapen. Het was al laat, ze was verdrietig. Ze miste oma ineens zo. Deze week is het een jaar geleden dat ze overleed. We praatten in het donker over al haar leuke dingen en wat we tegen haar zouden zeggen als we met de hemel konden chatten. ‘Ze was ook zo lief’, zegt mijn dochter. ‘Ik mocht altijd haar haren borstelen. En weet je nog dat dure ding dat we laatst in het Geldmuseum zagen? Stél nou dat ik dat zou stelen. Dan weet ik zeker, echt ZEKER, dat oma niet boos zou worden en met mij mee zou gaan om hem terug te brengen. Zo was oma.’

Recent Posts

Leave a Comment